51
Al meer dan anderhalf uur liep Jan in zijn dokterskamertje te ijsberen en afwisselend naar de klok en naar de telefoon te kijken. Eén keer was de collega langsgekomen die hem had vervangen terwijl hij ziek was. Toen ze zag dat Jan weer aan het werk was, was ze opgelucht teruggegaan naar haar eigen afdeling – en Jan was ook blij geweest dat hij het kantoor weer voor zichzelf had, zonder dat hij uitgebreide verklaringen moest geven voor zijn plotselinge genezing. Hij had op dit ogenblik bepaald andere zorgen.
De telefoon was een paar keer overgegaan en telkens had Jan bijna een hartstilstand gekregen. Maar het waren steeds zakelijke gesprekken geweest en Jan had ze zo snel hij kon afgehandeld.
De secondewijzer van de klok kroop met een slakkengangetje over de wijzerplaat.
Laat wat horen, vuil kreng! Vertel me wat je wilt!
Jan keek weer naar de telefoon.
Op dat ogenblik ging hij over en Jan rukte de hoorn van de haak. Het was Jana. Eindelijk!
‘Hallo Jan.’
‘Waar is Carla?’ schreeuwde hij in de hoorn. ‘Wat heb je met haar gedaan?’
‘Zie je nou wel, Jan,’ verzuchtte ze, ‘dat dacht ik al. Je houdt wel van me, maar je bent nog niet van haar los. Terwijl ze maar een gewoon sletje is. Een goedkoop hoertje, dat…’
‘Jana, vertel me alsjeblieft wat je met haar hebt gedaan.’
Jans stem sloeg over en was vast en zeker tot op de gang te horen, maar het kon hem niet schelen. Als Jana op dit ogenblik voor hem had gestaan, had hij de waarheid desnoods uit haar geslagen.
‘Goed dan,’ zei ze, en haar stem kreeg een zachte klank, vol haat. ‘Als je echt wilt weten wat die smerige teef doet, ga dan eens in dat oude hotelletje buiten de stad kijken. Dan kun je zelf zien wat ze uitvoert. Kamer negentien.’
Jan smeet de hoorn op het bureau en stormde het kantoortje uit. Op de gang stonden een paar verpleegsters en patiënten te kijken. Ze moesten hem hebben horen schreeuwen. Zonder op hun vragende blikken te letten, rende hij ze voorbij; inderhaast viel hij bijna van de trap.
Als je echt wilt weten wat die smerige teef doet, echode de stem van Jana in zijn hoofd, en hij dacht haar hatelijke grijns bij die woorden voor zich te zien.
… in dat oude hotelletje buiten de stad…
O God, zorg dat ik op tijd kom!